Lowie Spiegels uit Diest komt tegen mijn been pissen via de brievenbus van Facebook, hij zeikt een kakgedichtje af langs messenger. Moge de zon nog maar kort uit je gat schijnen, schrijft hij. Het staat er zo letterlijk, ik ben niet aangeslagen, noch geraakt, maar wel verwonderd over dit onvermogen van het woord. Dit getuigt toch van een verbijsterend gebrek aan tekstuele inspiratie voor iemand die wil menen wat hij zegt, wat een verschrikkelijke taalarmoede. Het is scheldproza van de achterbuurten, zelfs in volkscafé’s wordt er op een hoger niveau gescholden door dronkaards aan de toog. Voor de lezers met een minder poëtisch aanvoelen: die schlemiel wenst mij dus dood.
Verschiet niet, Lowie Spiegels is een gestudeerd man, hij wou in zijn jonge jaren (toen hij nog haar had) scenarioschrijver worden, hij zag zichzelf een toekomst voorgespiegeld als progressieve dichter, hierin bevestigd door zijn domme vader Fonne. Pa en zoon gingen de grenzen verleggen van hun natte dromen, maar raakten niet verder dan de drempel van een criminele ideologie, waar tenslotte alle losers welkom zijn, gewoon om de kracht van het getal te versterken. Lowie legde zich (aangemoedigd door de dictatoriale arbeiderspartij) toe op de poëzie van de werkmansbroek. Ma Jaklien zorgde ondertussen voor zijn kostje in hun kapitalistisch landhuis annex luxetuin, minstens een vier-sterren-hotel. Van die ganse donkerrood bevlogen familie stelde niemand zich de vraag of dat wel koosjer was: te schransen uit twee bordjes, met hopen Belgisch geld uw ziel verkopen aan de bolsjewieken.
Lowie maakte er een stinkend potje bekakte gedichten over.
Begin jaren ’90 ging ik eens met twee jongetjes naar het zwembad op het Sportkot in Leuven. Ik plonsde vrolijk in het water met mijn zoon Vincent en zijn neefje Lowie. Achteraf stelden we in de kleedkamer vast dat de sportschoenen (modieuze sneakers) van Lowie gestolen waren. Mijn instinct van politieman en bezorgde vader (ook voor Lowieke) ontwaakten. Ik nam de mannekes op spleeptouw, ik wou zo rap mogelijk de omgeving verkennen en het profiel van een mogelijke dief detecteren. Niet ver van de uitgang trof ik een groepje allochtone jongeren aan. Dwars tegen alle politieke correctheid in sprak ik hen allerbeminnelijkst aan.
Ik vroeg of zij soms ‘per vergissing’ geen sportschoenen uit de vestiaires van het zwembad hadden meegenomen. Consternatie alom bij die gastjes. Nee nee nee meneer! Ik bood niettemin aan om hen te helpen en stelde voor dat ik even een kijkje zou nemen in hun rugzakjes. En ja hoor, bingo. De buit was terecht, Lowieke kreeg zijn dure schoeisel terug. Ik heb daar nog een donderpreek afgestoken tegen die jonge bandietjes, maar toch geen proces-verbaal opgesteld (wat ik wettelijk en deontologisch verplicht was, want het ging om een strafbaar feit, een misdrijf). Soit, ik nam liever het recht in eigen handen en meende dat een strenge reprimande zoveel efficiënter was. Ik zal nooit vergeten hoe mijn zoon onder de indruk was: zijn papa had de dieven gepakt. Lowieke daarentegen behield krampachtig zijn poker face, hij sprak niet, het waren enkel zijn klamme handjes die bibberden.
Toen al dacht ik: dat familiegastje wordt verteerd door levensangsten, hij kan er niet aan doen, maar hij is een schrikkenpietje.
Wat ik zo’n jongetje zeker pardonneerde.
De volwassen Lowie is nog niks veranderd, hij lijdt aan een dodelijke verlegenheid die hem belet om als een vrije en spontane mens te leven. Eén verweer heeft hij wel verworven, hij reageert zich af tegen potentiële en zelfs ingebeelde tegenstrevers met vlotte botheid en niet te bedwingen reflexen van agressie. Die aangeboren schrik zit er dus nog steeds in, de onmogelijkheid om gecultiveerd te riposteren op mensen die hem in de weg zitten: zoals ik.
Ik ben in zijn ogen de nonkel zondebok, ik speel in een categorie die buiten zijn bereik ligt, daarom slaat en bokst hij onder de gordel.
Een straf staaltje ter verduidelijking, uit datzelfde messenger-bericht: hij schaamt zich niet meer voor mij, hij ontkent effenaf mijn bestaan. Dat kan tellen op de wrange schaal van bang & kwaad & oorlogstaal.
Maar was het dat maar. Want Lowie legt de aanvalslat nog hoger, hij beoogt – bij de mij toegewenste dood – nog een wild en woest proces: hij legt een dossier aan tegen mij.
Daarmee plaatst hij zich perfect in de geschiedenis van de communistische gruwel, de tegenstander begluren en alles noteren in het spionnenschriftje om dan later te vergiftigen, te wurgen of te fusilleren. Niet enkel Adolf Hitler ageerde zo, maar evenzeer (en zelfs nog meer) het moordend verenigde kwartet Lenin, Stalin, Mao en Pol Pot.
Zie het dossier van de Goelag Archipel & andere knekelvelden, in hun wrede arbeidersparadijzen werden alle mensen gelijk gemaakt: massaal gefolterd of doodgehongerd, collectief omgebracht met kogel of strop en naamloos onder de grond gestopt!
Dat is het alomgekende historische resultaat van dossiers aanleggen over gedragingen van mensen die je dwarszitten, maar die je publiekelijk noch moreel noch intellectueel kan bekampen. Vanuit die diepste schriklagen ga je dan ondergronds, je vergadert in achterkamertjes met ander stiekeme en zieke bangerikken om je allerlaagste aanval te beramen: uitschakelen die man, het touw aantrekken dat striemen van het dossier nalaat rond zijn nek
Je bent de perfecte lafbek, Lowie, een stalinistisch kletshoofd, een mislukte kunstenaar en zeker een gemankeerde schrijver (tenzij van gif & venijn). Je hebt enkel het alternatieve ideaal van je pa Fonne bereikt, je bent toegetreden tot het Rijk van het Kwaad, de gruwelijk rode onheilsstaat.
Uiteraard hebben jullie zich voor mij geschaamd, werd ik nadien ontkend en word ik nadrukkelijk dood gewenst. Ik durfde immers die uitdagende vrijheid aan om mij individueel te smijten. Ik leerde van mijn fier gedreven zoon en zijn tegenstrijdig lijden en dood.
Ik stond moederziel alleen en bedacht mijn eigen systeem, dat naar de allerzoetste der liefdes leidde.
Dat steekt hé Lowie – prik het door naar het ouderdom Fonne en Jaklien – een man die uitbundig het leven durft te vieren na jullie achterbakse familiehaat. Ik deed het op eigen krachten, zonder partijkameraden. Mijn geheim dossier was mijn geliefde Nathalie.