Ik had Moshe gisteren al even opgevoerd, hij is mijn grote Joodse kameraad, klein van postuur, maar omvangrijk in zijn vriendschap.
Deze nobele man heeft over zichzelf niet veel te vertellen, hij soigneert overal en altijd zijn low profile, hij is een jongen (van 60 jaar!) die het leven in de schaduw verkiest. Bij KD regisseert hij de veiligheidskwestie. Die materie is niet niks, want u zal zich herinneren dat het Joods Museum te Brussel in 2014 werd opgeschrikt door een terroristische aanslag.
De dader was een losgeslagen moslimfundamentalist, de trieste balans: 4 doden. Zoiets, zulke horror dus, moet Moshe helpen voorkomen in KD. Hij doet dat met uiterste discretie en opperste deskundigheid. In dat precaire vak heb je stille krachten nodig, het zijn tegelijkertijd de zwaargewichten achter de schermen. Zonder luide retoriek, maar geruisloos sterk.
Moshe is daarbij de juiste man op de juiste plaats, hij komt letterlijk uit vele oorlogen. In zijn geboorteland Israël had hij de trieste eer om een paar keer soldaatje te mogen spelen, het front riep hem, de krijgsplicht weigeren was niet aan de orde. Maar het ging niet in zijn koude kleren zitten, hij was van nature ook geen ijzervreter. Reeds als kind had hij het oorlogsgeweld bijna aan den lijve ervaren. Hij vertelde me hoe hij als 5-jarige onder de keukentafel wegkroop om te ontkomen aan mogelijks inslaande bommen, daar werden reeds de kiemen gelegd voor zijn latere trauma’s. Hij ging geweld schuwen, dat nam nog toe toen hij later getuige was van moorddadige aanslagen in Jeruzalem en Tel Aviv, hij heeft de opengereten lichamen op straat zien liggen, de lijken van zelfmoord- en andere terroristen, maar ook van kinderen en bejaarden, onschuldige mensen door een blinde bom weggerukt uit het leven. Het tekende Moshe.
En dan werd hij nog opgeroepen voor twee oorlogen. Hallucinante beelden staan op zijn netvlies gebrand. De weeë stank van de dood is hem helaas niet onbekend. Tanks en mortiergranaten, afweergeschut, loopgraven, kameraden die werden neergeschoten, de plotse dood in de ogen van een vriend, het was een tijdje zijn barre bestaan. Moshe streed, vooral tegen zichzelf, om te overleven met zijn handicap: zijn veel te groot hart in deze meedogenloze wereld van oorlog. Hij moest op zeker moment zijn strijd staken, zijn zenuwen begonnen te begeven. Hij zat gewoon aan de grond, niet enkel in de natte loopgracht, maar ook in het bodemloos vat van zijn innerlijke weerstand. Het oorlogsgeweld had zijn gevoel opgeblazen. Moshe werd ontzet uit de frontlinies, afgevoerd omdat zijn goedheid te groot was voor het krijgsgewoel. Dit is geen oneer voor een man, het siert bij uitstek de schone mens in hem. Moshe is van nature een vredesduif, geen havik.
En daarom is hij uit Israël weggevlogen, op vreedzame vleugels.
Maar ook met pijn in het hart, want hij liet zijn familie achter, zoveel fiere pioniers die er mee de kibboetsen hadden bevolkt, de woestijnen vruchtbaar gemaakt, de moerassen drooggelegd. Het waren de dapperen van het eerste uur geweest. Ze hadden dat noodlijdende land, eerder een vluchtelingenkamp, met bloed, zweet en tranen omgebouwd tot een prille democratie, ze hadden er als het ware met blote handen een dorre lap grond ontgonnen tot een embryonale welvaartstaat. En dat werd hen daar door de tegenpartij niet gegund, dat zuur verdiende recht werd hen door de verdere buitenwereld ontzegd, ook nu nog niet overal toegekend.
Het blijft een aanslepend zeer, maar op mondiale schaal tegelijkertijd een mini-conflict, wel aangezweept door de media. Jews are news, helaas. Een discours onderschreven door Moshe, met soms verstikte stem en weemoedige blik, hij roept zijn mening niet van de daken, hij is een meesterlijke zwijger in zijn stille lijden, hij ontwijkt zulk onderwerp.
Zo zitten wij kameraadschappelijk samen, haast elke zaterdag, in onze vintage bar hier om de hoek. Wij drinken koffie en praten bij, over ons lief en het schoon gerief dat wij buiten zien voorbijlopen. Moshe is een Jood en, zoals ik, ook een grote zondaar, in gedachten weliswaar. Wij houden van de vrouwen, hij van Ruth, ik van Nathalie, en wisselen discreet onze beschouwingen uit. Wij zijn het meestal roerend eens, alleen liefde kan deze wereld redden. Oorlogstaal is voor uitgesproken morele onverlaten, de luidruchtige roeptoeters, de verwende trendygentsia. Leve de luwte.
Wij gaan voor discrete schoonheid. Ons zwijgen is groter dan ons spreken. Heerlijke kerel, die keigoeie Moshe, mijn schone en nog stillere maat.
PS: in bovenstaand relaas werd de realiteit soms op zijn kop gezet, maar de kern bevat enkel de waarheid. Ik deed dit uit respect voor mijn kameraad, zijn privacy is me heilig.