Bibliotheek-artikel

Egodiagnose van het dichterdier

 Poëzie is de enige
ziekte
waar ik aan lijd

Ongeneeslijk
schrijf ik verder
aan de woorden
van verdriet en
soortgelijke pijn

Schoon toch
dit genot

Het lijkt precies
op koortsig spelen
met je lichaam
dat in liefde
naast me …

Korte nachtbraak stort op ochtendwaak


Het grote lege kantoor zwijgt als een vriend. Het is vrijdagavond.
Wij verstaan mekaar. Ik loop door de gangen. Geef een tik
op de muur. Vertrouwelijk. Streel de deur van de WC. Intiem. Klop
op een printer. Mijn kameraad. Alle

Voor de veel geëtaleerde fotovrouw (deel 3)

In tegenstelling tot de heks
van Kessel-lo (jeweetwel)
ben jij de glooiend schoon beminde
uit  het dorpje Retteketet (fictieve
naam voor waar je woont) met ware
liefde inclusief de seks als nagerecht

In tegenstelling tot de heks
ben jij

Voor de heks van Kessel-lo (deel 2)

Wie haar ontmoet
                             voelt zich niet goed

Wij haar bekijkt
                                  trapt in het slijk

Wie haar aanhoort
                            wordt snel gestoord

Wie haar begrijpt
                        is even lelijk of een lijk

Wij wensen haar een spoedig eind
      

Van wild delirium tot in memoriam (deel 1)

 
Ze broedt op verse plannen. Met de fles cava binnen handbereik.
Haar ogen staan troebel van nieuwe woede. Ze drinkt zich moed in.
Ze bedenkt een aanval. In het donker. Langs achter. Of onder de gordel.
Als ze maar

Zondag duurt zijn uren van de ondergang

Ze vlijt zich met haar lange lichaam neer naast hem. Het is zondagavond. Half acht. Bedtijd. Haar trein gaat om half tien. Ze sluit haar ogen. Zucht. Legt een been over zijn bekken. Kruipt dichter. Zoekt de warmte. Hij is

Witte Ruis – Don DeLillo (4de deel)

‘Wie weet wat ik wil? Wie weet wat wie dan ook wil? Hoe kan je van zoiets zeker zijn? Is het niet allemaal een kwestie van hersenchemie, signalen die heen en weer gaan, electrische energie in de hersenschors? Hoe weet

Witte Ruis – Don DeLillo (3de deel)

In de rij voor de kassa wreef ik me tegen Babette aan. Ze boog zich naar achter en ik bracht mijn handen om haar heen en legde ze op haar borsten. Ze draaide met haar heupen en ik drukte mijn

Witte Ruis – Don DeLillo (2de deel)

‘We krijgen regen vanavond.’

‘Het regent nu al,’ zei ik.

‘De radio zei vanavond.’

Ik bracht hem met de auto op de eerste dag dat hij weer naar school ging na een zere keel met koorts.

‘Kijk naar de voorruit,’ …

Witte Ruis – Don DeLillo (1ste deel)

Het leek mij dat Babette en ik, in de veelheid en verscheidenheid van onze aankopen, in de pure overvloed die uit die overvolle zakken sprak, het gewicht en de omvang en het aantal, de vertrouwde verpakkingsontwerpen en de levendige belettering,