15 april – Erica

apr 15, 2020

Het lachebekje Erica was samen met Marianne mijn beste collega bij de Private Veiligheid, waar ik gedurende meer dan 10 jaar verbindingsofficier was voor de Federale Politie. Erica was vrolijk en dartel, een immer blij meisje, haar hobby’s waren carnaval, feesten, skiën, reizen en muziek. Ook in practical jokes was ze zeer bedreven, meer dan eens was ik de risee, maar ik lachte graag mee, en meteen legde ik de bananenschil klaar voor Erica. Hilariteit en big fun, graag.

Soms waren we ook stille bondgenoten, we spraken dan een halve dag niet, maar mailden onze wederzijdse besognes door. We zaten recht tegenover mekaar, met zwijgzame mimiek en pokerface begeleidden onze ogen dan het digitale verhaal. Ik vertelde haar over de strapatsen van Maggie, zij hield me op de hoogte van de ontsporingen van haar papa, bedreven in bier en braspartijen. Haar vader was van mijn leeftijd, dat vergemakkelijkte de conversatie, ik voelde me vaak haar ersatz-vader.

Onze onderlinge band was warm en stevig, ze was een meisje naar mijn hart. Het kan misschien melig klinken, maar ik beschouwde Erica een beetje als mijn dochter die steeds verhoopt maar nooit geboren was. Ze had het één jaar jongere zusje van Vinnie kunnen geweest zijn. Twee vrolijke kinderen van het leven. Beiden met diezelfde aanstekelijke lach.

Erica bleef zelfs lachen toen het feestje voor haar 30ste verjaardag moest geannuleerd worden. Het was begin zomer 2012, maar de zon ging even niet op voor haar, ze had vage hoofdpijn, een slopende vermoeidheid ook.
Ze mailde me haar kleine bezorgdheid, vaak nog met een kwinkslag. Maar ze verscheen minder op het werk, er moesten steeds weer rustpauzes ingelast worden. Erica ging plat, soms nog van het lachen, maar meer en meer van pure uitputting, een duistere kwaal was neergestreken in haar lichaam, teisterde haar hoofd met stekende pijnen. Erica leed en streed.

Tot de diagnose kwam, een ware mokerslag, er woonde een tumor in haar hoofd, een harde kanjer van het goorste kwaad had zich in haar hersenen genesteld.

En raar maar waar, Erica verademde. De vijand had een gelaat, het tegengevecht kon een aanvang nemen. Zij wapende zich, ging in het verzet, haar ware gedaante nam de overhand, zij werd meer dan sterk en bestreed ook de medische wereld, zelfs met pret in bed. Toten trekken op de foto, jawel. Ze had niettemin stadium drie gekregen, levensprognose één jaar. Erica speelde zich op karakter naar de verlenging, één jaar werd twee jaar, twee jaar werd drie jaar.

Er volgde zelfs nog een feestje in de zomer van 2015, dat heette dan wel ‘benefiet voor Erica’, maar ik danste er toch nog de rock’n roll met Tonia, ter ere van Erica, ze genoot volop vanuit de rolstoel. Haar leven stond ogenschijnlijk geparkeerd, maar diep vanbinnen bougeerde alles, de zinderende boogiewoogie van haar hart viel nooit stil.

Ik ben Erica altijd blijven bezoeken, drie jaar lang, Tonia vergezelde mij meestal, we werden kind aan huis in het pittoreske Riemst, we hoorden een beetje bij de knusse familie. Limburg op zijn warmst, ook met de dood in het achterhoofd. Het bed van Erica stond centraal in de living, ik kan me niks dan lachende gezichten herinneren. Erica zette graag de toon, opgewekt, schalks, altijd grappend. Eén keer werd ze ernstig, ik zat toevallig alleen met haar, ze vertelde me over het niet te vermijden einde, dat ze verwachtte langzaam in slaap te zullen vallen, dat ze zou kunnen wegdromen in een vredig niet meer wakker worden. Zo hadden de dokters het ook afgesproken met haar, en daarvoor had ze meermaals gebeden tot kameraad God, ze geloofde diep in diens almachtige goedheid.

Maar de dokters hadden gelogen en die charlatan van een God had haar bedrogen. In het najaar van 2015, de herfst was ernstig en streng, brak voortijdig haar winter aan. Een laatste week van meedogenloos lijden. Ze kon nog net afscheid nemen, ze pakte me, verbazend sterk in haar slapte, nog stevig vast op haar sterfbed, en stamelde: dank voor alles Nathan, merci menne vriend.
Ik heb iets terug gefezeld, haar nog goed tegen me aangedrukt, tranen weggekust, een natte haarlok op zijn plaats gelegd, haar toegedekt en de rest was één grote mist. De kamer vulde zich in een waas waaruit Erica niet meer is opgestaan.

Ze is een paar dagen later vertrokken als een engel, de dokters en dat domme Godje hadden haar nog goed gefolterd in die terminale nacht van haar fragiele restje mens-zijn. De helse pijn was een laatste ongevraagde metgezel. Een wonderpil verrichtte het verlossend mirakel, bracht finaal de redding, schonk haar de genade van de dood. Dat heengaan had ze schoon verdiend, en ook dat feest van haar hemel waarin ze steevast had geloofd.

Ik kijk hier dagelijks naar haar foto, ze staat guitig lachend naast een schalkse Vinnie, vrolijke kinderen van een veel te kort leven. Mijn twee teer beminden, een betreurde zoon en een gemankeerde dochter. Verdriet maar ook vreugde ervaar ik bij het zien van die opgewekte gezichten. Mijn eeuwige dank voor hun eenvoud en hun onschuld, hun plezier van leven.

Een reactie op “15 april – Erica”

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *