18 maart – Marina

mrt 17, 2020

Het corona-virus waart door het land, met in zijn spoor één woord: angst.

Mensen gaan zich verschansen, maskers worden opgezet, meer nog dan anders. Waar zie je nog een waar gelaat? De straat loopt vol priemende schrikblikken. Gisteren nog, een oude bekende, altijd bereid om me met haar totale vrouwelijkheid te omhelzen, wel, opeens had ze geen tijd, corona dreef haar voort, sjaal voor de mond, bange ogen, ze ontweek me, dag meneer, ze was mijn naam vergeten, beetje hartelijkheid in de taal was verworden tot kleine hatelijkheid, liever laf dan nog wat lef hebben, zorg om gezondheid vermengd met sociale zonde.

Akelige tijden, Aldous Huxley en George Orwell zijn terug. Een soort robotica doet zijn intrede. Corona spant de kroon, koning angst zit dapper op zijn troon, de bange onderdanen bibberen gewillig mee.

Terwijl, een oorlog, zelfs een sanitaire, win je toch ook met fierheid, met moed en met hoop. De wereld behoort aan trotse mensen, sowieso.

En dat brengt me in minder dan geen tijd bij Marina, een eertijdse occasionele geliefde uit Haacht. Marina was een schoon vrouwke, maar aan de sobere kant, eerder een knap nonneke, wel met een verborgen, verbazingwekkend hoog libido. Had ik ontdekt, in de corona-vrije tijden.

Dus gingen we vrijen, het licht moest uit, gordijnen dicht, oogjes toe. Dat was daar de huisstijl, jaren vijftig of zoiets. Ik kon er mee leven, want ik kreeg ruimschoots mijn deel. Tante nonneke bleek een bommeke in bed.
Vermits ik dus geen pater was van nature, zijn we ook nooit ingetreden in een plechtige verbintenis, het bleef bij vieringen op zondag en af en toe een afgedwongen zonde-dag. Tijdens de werkweek was Marina altijd druk-druk, haar strakke kontje was zomaar niet vast te prikken voor ter plaatse uitgevonden pret. Het bed diende voorbereid, zo was Marina, ze bestond meer uit systeem en schema dan uit spontaan plezier, zeker geen olé olé, kom hier dat ik u tegen mijn gilee trek. Geen snelle polonaise aan haar lijf.

Ik moest eerst bellen, daarna oeverloos vertellen, ook haar litanieën aanhoren, de kommer en de kwel van haar werk in de matrassenfabriek. Want daar werkte ze, echt waar, tussen de kussens en de lakens, in een hoop beddengoed, ze verkocht het perfecte ‘dekmateriaal’, overtrekken en ook fijne dekens genaamd nights in white satin, je kon het zo gek niet bedenken of Marina kon je nachten verzachten, aan huis geleverd, met garantie, ook op een beter seksleven, ik ben het blijven uitproberen, jawel, ik kon die verkoopster blijven inpakken, ongeveer tien jaar lang.

Ze was mijn relaxe aflossingspunt tussen turbulente relaties her en der.
Ik had tijdens de jaren dat ik haar frequenteerde te maken met o.a. de kanker, depressies en zelfmoord van Maggie, met de maandenlange bangelijke stalking door Nadette, de verschrikkelijk woelige en verre van zwoele verhouding met Tonia. Tussendoor ging beste maatje en collega Erica (33) nog dood. En dat laatste gaf dan de doorslag, het werd een korte nekslag voor Marina.

We hadden in de zomer 2012 een min of meer vast verband, we waren even gelieerd in een kortstondige verbintenis, meer rationeel dan relationeel van aard. En ik vroeg Marina mee naar Erica, op ziekenbezoek, goeie moed gaan wensen aan een meisje met een quasi-terminale hersentumor. En Marina vertikte dat. Paste niet in het patroon, ze moest ruiten kuisen, tja. Haar blik verruimen, mensen helpen dat wou ze wel, maar geen onbekenden, ik herhaal haar eigen woorden. In haar kleine kloosterhoofd woonde dat soort mededogen niet. Dus, ik stapte even op.

En meteen stapt Marie mee. Daarover vertel ik morgen meer. Het werd weer een verdere tussenstop. Het waren tijden van zwalpen, er zat een hardnekkig virus in mijn lijf. Ik zocht overal die liefde, maar ik was en kreeg een kater, het werd een kanker keer op keer.

Had ik het aan mezelf te wijten? Zoals de mensen nu soms zeggen dat corona onze straf is, voor onze vraatzucht, ons totaal gebrek aan onbaatzuchtigheid, onze honger naar altijd meer, tot die honger ons vlees begint aan te vreten, onze gulzigheid oppeuzelt, ons egocentrisme spiest en splijt. En opeens is het te laat voor alles, ook voor spijt, het botte einde. Leed ik soms aan een corona avant la lettre, de mentale variant?

En toch, ik heb uiteindelijk geluk gehad, klinkt misschien gruwelijk, na het overlijden van Erica (33) en Vinnie (36), na de horrordaad van vriendin Maggie, het ontsnappen aan de dood van de ex-geliefden Winde en Tonia.
Het waren ook verhalen die Marina graag aanhoorde, in haar brave beddenfabriek geschiedde dit soort tragiek niet. Ik vrijde er haar als het ware mee op. Ze werd geil van mijn stijl, de vertelselkes van een non-held. Tante nonneke zat dan in een ongemakkelijk sopje, geraakte opgewonden en ontplofte. Meermaals, dat wel, ze was plots van een andere orde, in het donker legde ze haar geloftes luidkeels kreunend af, ze gooide haar kuise kap overboord, ze smeet haar benen open voor Jezus, djeezes, den deze bedoel ik.

Ik mocht zo meermaals haar minnaar zijn, na de besloten mis in de living, en mijn preek van de week, ik bekeerde haar steeds weer, tot dezelfde zonde. Ik kleedde traag haar gelovig lichaam uit en penetreerde haar perverse geest. Want die had ze wel, ze was gewoon een hete teef onder al die laagjes van conformistisch devoot vernis.

Als ze klaarkwam, tien keer na mekaar, schreeuwde ze soms: o God, geef me meer, alsjeblief mijn heer. Graag gedaan, dame van de grote oneer.

Want dat was ze tenslotte, eerder heks dan heilige, meer een kleine feeks dan een ferme vrouw. Marina miste fierheid, ze was een trien, een seut. Ondanks onze leute in bed. Ik voel me finaal verraden door haar.

Oké, ik heb haar nooit een hemel kunnen beloven, ik had geen spatje geloof in onze liefde, het was allemaal veel te mankeliek, we bedachten onze relatie ter plekke, ik versierde haar hoofd met pikanterieën en zij ging dan op haar knieën. Na de explosie, overigens zonder emotie, vroeg zij om vergiffenis. Niet aan mij, maar aan haar gewijde familie, zij aanbad haar vader (als abt) en haar moeder (als madonna), de ingewijden van haar kleine kerkplein. Ik was slechts haar zondig-geile godje, even nodig als overbodig.

Ik heb haar nummer gewist. Zonder sorry, Marina. Lees dit en weet: je wou niks te maken hebben met het tweede boek van Vinnie, het eerste had je nog bekoord. Kanker, dood en vooral sensatie, dat leest lekker, hapklare brokken voor een leeg hoofd. Je hebt er ook om geweend, als ik je mag geloven. Maar klopt dat wel? Wat uit het klooster weerklinkt, is doorgaans ongelovig. Het Privé Boek – Voor de Kindjes vond je precies niet koosjer. Ik heb het je aangeboden. Je antwoord was minder dan nihil, het klonk hol.

Loop dus weg, hypocriete non. Speel voortaan met jezelf. Bevlek je verder en sterf telkens. Ik ben razend kwaad, Marina. Je hebt me beschadigd. Je hebt finaal Vinnie ontkend. Je wou me enkel als vrijende vriend, maar ik was tegelijkertijd een vader. Dat heb ik ook geschreven, je wou het niet lezen.

Sluit nu snel voor mij je benen. Zet je kloostermasker op. Vergeet niet te bidden, voor en na het masturberen liefst. Laat je kreten en ween daarna. Alleen.




 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *